Zomaar een gewone
zaterdagmiddag in september
Het is zaterdagmiddag,
niet zonnig, grijs, maar wel droog en een aangename temperatuur. Vandaag rijd
ik mijn jongste kleinzoon Joep (12) naar zijn uit-wedstrijd. Bij aankomst maken
Joep en zijn teamleden kennis met de tegenpartij. Na het omkleden gaan ze het
veld op, er wordt ingelopen, de keepers worden in hun beschermende kledij
gehesen en er wordt ingeslagen. De coaches geven nog snel de laatste
instructies, waarna de wedstrijd keurig op tijd begint. Twee keepers nemen
stelling in twee doelen, twee scheidsrechters in onderscheidende kleding geven
het startsignaal en 20 jongetjes verdelen zich over het veld.
Zo’n 15 jaar
geleden liep ook ik in de kleuren van onze club op het hockeyveld met mijn
stick te zwaaien. Ik was al achter in de 40 toen ik er aan begon en heb het
spel zo’n 10 jaar met veel plezier gespeeld, alhoewel ik technisch gezien het
spel nooit echt beheerste. Altijd had ik diep respect (of was het angst?) voor
een scherp gespeelde bal of een ferme achterzwaai van de tegenstander. Ik ging
graag een stapje opzij voor zowel de keiharde stick als voor de nog hardere bal.
Het is een beetje
zoeken naar wie van je teamleden je het beste de bal kunt spelen, tenslotte is
de competitie nog maar net begonnen. Joep probeert zich steeds weer vrij te
spelen en wanneer de bal richting het doel wordt gespeeld neemt hij direct
stelling naast de linkerpaal van het doel. Hij is er klaar voor: hij wil scoren.
Leuk te constateren is dat hij dezelfde plaats in het spel heeft als zijn opa
en oma: linksvoor.
De spelers worden
door hun ouders aangemoedigd toch vooral tijdig de bal af te spelen, naar voren
te gaan, de bal strak te spelen, de tegenstander te verdedigen en de bal weer
af te nemen. “Ga door”, “Naar voren”, “Shoot”, “Speel af”, “Kijk uit”, “Op
links”, “Achter je!”
Halverwege de
tweede helft, de stand is ondertussen 2-1, wordt de bal op Wouter (11), de
spits van ons team gespeeld, hij buigt met zijn stick aan de grond naar voren
om de bal aan te nemen en een mooie voorzet te geven. Echter heeft zijn
verdediger een eigen plan: hij haalt ruim uit om de bal met een ferme tik terug
richting middenveld te slaan. Helaas wordt de bal gemist, maar krijgt Wouter de
stick vol in zijn gezicht.
Paniek, bloed,
vallende sticks en ook vallende en schreeuwende spelers. Er wordt om ijs
geroepen, gevolgd door “een arts!”, “bel 112!” Langs de lijn worden ouders
ongerust, een enkeling wacht niet af maar springt over het hek en rent naar de
plaats waar Wouter met zijn handen voor zijn gezicht voorovergebogen op het
veld zit. Bloed druppelt tussen zijn vingers door.
De wedstrijd
wordt op aandringen van Wouter en zijn vader uitgespeeld, Wouter wordt per ambulance
en met gillende sirene naar het ziekenhuis vervoerd. Ons team keert met dubbel
verlies huiswaarts.
Uren later wordt
aan de ouders van ons team bekend gemaakt dat Wouter zijn neus gebroken is,
zijn oogkas verbrijzeld en zijn oog ondanks alle pogingen niet gered kan worden.
Daags na de
wedstrijd wordt door de club een informatie bijeenkomst voor spelers en ouders
gegeven. Wouters vader doet zijn verhaal en iedereen krijgt de kans te
vertellen en te vragen. Net voor de afsluiting van de bijeenkomst steekt Joep
zijn hand op en vraagt in alle ernst: “Kan Wouter als hij nog maar één oog
heeft, nu beter horen?”
ARK,
3 oktober 2019
Landgoed
Oldruitenborgh
Geen opmerkingen:
Een reactie posten